Tijdens de tweede meting van de derde Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study (NEMESIS-3) werden alle 6.194 deelnemers van de eerste meting opnieuw uitgenodigd voor een interview, 4.688 volwassenen namen opnieuw deel. De interviews voor de tweede meting vonden plaats van januari 2023 tot en met november 2024 en gingen over de periode tussen beide metingen (ongeveer drie jaar). Dankzij de tweede meting krijgen we informatie over het ontstaan (incidentie en terugval) en beloop van psychische aandoeningen in de Nederlandse bevolking.
De methode van de tweede meting van NEMESIS-3 staat ook beschreven in onze Engelstalige documenten over het veldwerk en over uitval.
Uitvoering veldwerk en kenmerken interviews
Voor de tweede meting van NEMESIS-3 werden alle 6.194 deelnemers van de eerste meting opnieuw benaderd voor een interview, met uitzondering van degenen die waren overleden (n=59). Het tweede interview vond ongeveer drie jaar na het eerste interview plaats. In totaal werden 4.688 mensen voor een tweede keer geïnterviewd (respons: 76,4%).
Het veldwerk van de tweede meting van NEMESIS-3 werd uitgevoerd van januari 2023 tot en met november 2024. Het veldwerk bestond uit drie fases om de respons te optimaliseren. Dankzij de relatief lange veldwerkperiode was er voldoende tijd om in contact te komen met potentiële deelnemers. Als blijk van waardering voor hun tijd en medewerking ontvingen deelnemers na het interview een financiële vergoeding.
Van de 4.688 deelnemers werden er 4.100 geïnterviewd in fase 1, 411 in fase 2 en 177 in fase 3. De respons per veldwerkfase was 67,2% in fase 1, 34,3% in fase 2 en 33,3% in fase 3.
Eerste fase
In de eerste fase werd het eerste contact gelegd. Potentiële deelnemers ontvingen een uitnodigingsbrief en een brochure. Hierin werden de doelen van de studie en de studieprocedures uitgelegd.
Kort nadat de uitnodigingsbrief was verzonden, namen interviewers van veldwerkbureau Ipsos I&O contact op met de geselecteerde personen. Zij vroegen toestemming voor het interview en maakten indien mogelijk een afspraak voor het gesprek. Deelnemers werden zoveel mogelijk benaderd door dezelfde interviewer als bij de eerste meting.
In deze eerste fase probeerden interviewers meerdere bezoeken of telefoontjes te realiseren om contact te krijgen met een potentiële respondent. Zij deden dat op verschillende dagen van de week en op verschillende tijdstippen van de dag.
Tweede fase
In de tweede fase werd opnieuw contact opgenomen met degenen die in de eerste fase ‘zachte weigeraars’ waren, tijdelijk niet in staat waren om aan het gesprek deel te nemen, of niet bereikbaar waren, met maximaal tien pogingen. Ook werd een deel van de weigeraars door een andere interviewer benaderd. In plaats van brieven werden mooi opgemaakte ansichtkaarten gebruikt, omdat deze mogelijk meer opvallen. De tekst op de kaarten was afgestemd op de belangrijkste reden van non-respons uit fase 1, en een hogere incentive werd aangeboden. Er waren vier verschillende ansichtkaarten voor specifieke redenen van her-benadering: twee voor verschillende redenen van weigering (geen interesse, interview duurt te lang), één voor degenen die tijdelijk niet in staat waren om mee te doen en één voor degenen die niet bereikt waren in fase 1.
Derde fase
In de derde fase werden de resterende potentiële deelnemers opnieuw benaderd. Voor deze fase werden 25 interviewers geselecteerd die in de voorgaande fasen een voldoende hoge respons hadden behaald. Deze interviewers ontvingen een extra vergoeding voor hun inzet. Deelnemers werden uitgenodigd met een brief die leek op de brief uit Fase 1, maar met meer nadruk op flexibiliteit (zoals videobellen, zelf een afspraak maken of een andere locatie). De incentive werd verhoogd en een HEMA-cadeaucode van 5 euro was als onvoorwaardelijke incentive toegevoegd. Harde weigeraars uit fase 1 of 2 werden niet opnieuw benaderd.
Verschillen in deelnemers per veldwerkfase
Onderzocht is of er verschillen waren tussen deelnemers die in de verschillende veldwerkfasen zijn geïnterviewd. De resultaten lieten zien dat er een aantal verschillen waren tussen deelnemers die deelnamen aan fase 1 en fase 2. Degenen die deelnamen aan fase 2 hadden vaker een baan, woonden vaker zonder partner, en woonden vaker in de stad dan degenen die deelnamen aan fase 1. Ook waren zij minder vaak hoog opgeleid en waren zij minder vaak 65 jaar of ouder. Vergeleken met fase 1 hadden de deelnemers uit fase 3 minder vaak het hoogste opleidingsniveau. Er waren geen significante verschillen tussen deelnemers uit fase 2 en fase 3.
De deelnemers uit de verschillende fasen zijn ook vergeleken wat betreft het vóórkomen van psychische aandoeningen ooit in het leven en in de afgelopen 12 maanden. Er waren geen verschillen voor de drie categorieën van psychische aandoeningen (stemmings-, angst- en middelenstoornissen). Met andere woorden: de moeilijker te overtuigen deelnemers uit fasen 2 en 3 hadden niet vaker of minder vaak psychische aandoeningen dan de deelnemers uit fase 1. In deze analyses werd rekening gehouden met verschillen in demografische kenmerken en of het interview voor of tijdens de coronapandemie plaatsvond.
De interviews
De interviews werden uitgevoerd door professionele interviewers van Ipsos I&O en vonden grotendeels face-to-face plaats met behulp van een laptop. Vrijwel alle interviews werden afgenomen bij de respondent thuis. De gemiddelde duur van een interview was 76 minuten.
Van de 4.688 interviews, werden 170 interviews (3,6%) via een videogesprek afgenomen.
Het veldwerk van de tweede meting startte met 82 professionele interviewers, begeleid door drie medewerkers van veldwerkbureau Ipsos I&O te Enschede. Van deze 82 interviewers, hadden er 62 ook meegewerkt aan de eerste meting. Selectiecriteria voor nieuwe interviewers waren: ervaring met systematische face-to-face dataverzameling, ervaring met gevoelige onderwerpen en het vermogen om een goede respons te behalen. Daarnaast moesten interviewers minimaal 25 jaar oud zijn.
In januari 2023 werden de interviewers door het NEMESIS-team en het veldwerkbureau getraind met een 1- of 2-daagse training. Interviewers werden geschoold in het afnemen van het diagnostische instrument (CIDI), de aanvullende vragenlijst en de benadering van respondenten. Interviewers moesten een aantal testinterviews met behulp van uitgeschreven casussen afnemen voordat ze daadwerkelijk aan het veldwerk konden beginnen.
In augustus 2023 vond in Utrecht een terugkommiddag plaats met de interviewers, waar de voortgang, aandachtspunten in de vragenlijst, data en kwaliteitscontroles werden besproken. Er was een interactief deel waarin stellingen over respondentencontact, de vragenlijst en het werk in groepjes werden bediscussieerd. In juni 2024 volgde een tweede terugkommiddag. Hierin de eerste resultaten van de tweede meting, de stand van zaken en een vooruitblik op het komende half jaar aan bod. Ook was er ruimte voor de interviewers om ervaringen uit te wisselen.
Om de kwaliteit van de gegevens te waarborgen, werden interviewers getraind, controles uitgevoerd, steekproefsgewijze controles verricht, en de dataverzameling werd continu gemonitord (zie ook Kwaliteitscontroles).
Online gesprekken
De meeste interviews werden face-to-face afgenomen (met een laptop). In totaal werden 170 interviews (3,6%) via een videogesprek uitgevoerd. Deze respondenten waren jonger, hoger opgeleid, hadden vaker een betaalde baan en woonden vaker in stedelijke gebieden.
Respondenten met een online interview hadden even vaak een psychische aandoening als respondenten met een face-to-face interview [3-jaars aandoening: aOR = 1.04; 95% CI = 0.72–1.49; 12-maands : aOR = 1.09; 95% CI = 0.74–1.60], rekening houdend met demografische kenmerken.
Aanwezigheid derde persoon
Bij de benadering van de respondent werd aangegeven dat het interview het beste onder vier ogen kon plaatsvinden. Toch was bij een deel van de gesprekken een andere persoon in de kamer aanwezig (zie figuur). Bij 7,5% van het totaal aantal interviews was dit voor minstens de helft van de tijd. Dit percentage was lager dan bij de eerste meting van NEMESIS-3 (10,3%).
Respondenten bij wie tijdens minstens de helft van het interview een andere persoon aanwezig was, rapporteerden minder vaak een psychische aandoening dan respondenten die alleen werden geïnterviewd. Echter, na correctie voor demografische kenmerken (geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, woonsituatie, werkstatus en stedelijkheid van de woonplaats) verdween dit verschil [sinds het vorige interview: OR = 0,78 (95% BI = 0,57–1,05); in de afgelopen 12 maanden: OR = 0,78 (95% BI = 0,56–1,09)]. Dit suggereert dat de aanwezigheid van een derde persoon mogelijk samenhangt met bepaalde demografische kenmerken, maar geen op zichzelf staande invloed heeft op de prevalentie van psychische aandoeningen.
Lengte van de gesprekken
Het interview duurde gemiddeld 76 minuten: 23 minuten voor het diagnostische instrument (CIDI) en 53 minuten voor de aanvullende vragenlijst. Dit is korter dan het gesprek op de eerste meting. Dat komt vooral omdat de vragen uit het klinische instrument nu betrekking hadden over een kortere periode en niet meer over het hele leven. De duur verschilde per respondent en was sterk afhankelijk van het aantal psychische aandoeningen sinds het eerste interview. De video-interviews duurden gemiddeld ongeveer even lang: 73 minuten.
Ervaring van de respondent
Na afloop van het gesprek werd aan de respondenten gevraagd hoe zij het interview hadden ervaren: 89,0% beoordeelde het positief, 10,8% neutraal en 0,2% negatief. Respondenten met een neutrale of negatieve evaluatie waren vaker vrouw, woonden vaker zonder partner, waren vaker werkloos, woonden vaker in stedelijke gebieden, hadden vaker een videogesprek, hadden vaker enige psychische aandoening (in de afgelopen 12 maanden of sinds het vorige interview), en hadden een langere interviewduur. Er waren geen verschillen in leeftijd en opleidingsniveau.
Uitval en beschrijving deelnemers
Respons
Alle 6.194 respondenten die aan de eerste meting hadden deelgenomen, werden opnieuw benaderd voor de tweede meting, met uitzondering van degenen die waren overleden (n=59). Uiteindelijk namen 4.688 personen deel aan de tweede meting, wat neerkomt op een respons van 76,4 procent. Non-respons kwam vaker voor bij jongere mensen, mensen met een lager opleidingsniveau, inwoners van grotere steden en mensen met een niet-Nederlandse herkomst. Deelnemers die op de eerste meting een psychische aandoening hadden, namen minder vaak deel aan de tweede meting.
De 6.194 deelnemers van de eerste meting werden meerdere keren door de interviewers benaderd voor deelname. De figuur toont de redenen van personen om niet deel te nemen aan de tweede meting bij de laatste contactpoging (zie figuur). De meest genoteerde reden om niet deel te nemen was een weigering (63%), gevolgd door geen contact kunnen krijgen (27%) en niet kunnen deelnemen door fysieke of mentale problemen of overlijden (9%). In totaal heeft 71% van de benaderde personen tijdens één van de contactpogingen deelname geweigerd. Een deel hiervan heeft op een later tijdstip toch meegedaan aan dit onderzoek.
De deelname van 4.688 van personen aan de tweede meting van NEMESIS-3 komt overeen met een ruwe respons van 75,7%. Aangezien onder de personen met wie geen contact is geweest ook overledenen zitten, moet hiervoor gecorrigeerd worden. Dit resulteert in een gecorrigeerde respons van 76,4%.
Redenen van uitval
In totaal deed 24,3% van de deelnemers aan de eerste meting niet mee aan de tweede meting. Deze uitval kwam vaker voor bij jongere mensen, mensen met een lager opleidingsniveau, inwoners van grotere steden en mensen met een niet-Nederlandse herkomst. Daarnaast deden mensen die in de 12 maanden vóór de eerste meting een psychische aandoening (in het bijzonder , een stemmingsstoornis of een bipolaire stoornis) hadden, vaker niet mee aan de tweede meting. Dit verschil bleef zichtbaar na correctie voor demografische kenmerken. Bij mensen met een psychische aandoening was de ernst van de aandoening(aOR = 1,22, 95% BI: 1,04–1,44) een belangrijke factor voor uitval, maar het aantal aandoeningen speelde geen rol. Tot slot deden mensen vaker niet mee aan de tweede meting als ze een minder positieve ervaring hadden met het eerste interview of later in het veldwerk van de eerste meting hadden deelgenomen.
Beschrijving deelnemers
De deelnemers van de tweede meting weerspiegelden de Nederlandse bevolking ten tijde van de eerste meting redelijk goed. Echter, een aantal demografische kenmerken op de eerste meting hingen samen met deelname aan de tweede meting: personen van 18–34 jaar, mensen met een mbo, havo of vwo als hoogst afgeronde opleiding, mensen die niet samenwoonden met een partner en inwoners van grotere steden waren enigszins ondervertegenwoordigd. Ook mensen van niet-Nederlandse afkomst waren ondervertegenwoordigd. Dit komt deels doordat personen met een onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal van de studie werden uitgesloten. Door het toepassen van een weegfactor in de analyses wordt hiervoor gecorrigeerd, waardoor de resultaten representatief zijn voor de Nederlandse bevolking ten tijde van de eerste meting.
De kenmerken van deelnemers die deelnamen ten tijde van de tweede meting zijn hieronder te vinden:
Gekeken naar de kenmerken op de eerste meting, waren personen van 18-34 jaar, mensen met mbo, havo of vwo als hoogst afgeronde opleiding, mensen die niet met een partner wonen en mensen die in grotere steden wonen echter enigszins ondervertegenwoordigd op de tweede meting.
Om te corrigeren voor verschillen in demografische kenmerken tussen de respondenten op de tweede meting en de algemene bevolking ten tijde van de eerste meting is een weegfactor gebruikt. Deze weegfactor houdt rekening met verschillen in de respons op de eerste meting en uitval op de tweede meting van verschillende demografische groepen. Hiervoor zijn bevolkingsgegevens uit 2020 van het CBS gebruikt voor geslacht, leeftijd (6 categorieën), woonsituatie (wel of niet samenwonend met een partner), opleidingsniveau (3 categorieën) en urbanisatiegraad (6 categorieën). Voor land van herkomst (2 categorieën) en het hebben van een 12-maands psychische aandoening (2 categorieën) zijn gegevens van de eerste meting van NEMESIS-3 gebruikt. Daarnaast wordt met de weegfactor gecorrigeerd voor de kans om bij meting 1 in fase 3 geselecteerd te worden (zie ook Beschrijving deelnemers1).
Achtergrond respons en steekproef
Het uitvalpercentage bij de tweede meting (24,3%) was iets hoger dan in de eerdere NEMESIS-studies (in NEMESIS-2: 20,2%; NEMESIS-1: 20,6%), wat in lijn is met een internationale trend van dalende responspercentages in alle soorten enquêtes2 .
Net als in eerdere NEMESIS-studies3 viel op dat jongere mensen en mensen met een lagere opleiding vaker uitvielen tijdens het onderzoek. In die eerdere studies werd geen verband gevonden tussen het voorkomen van psychische aandoeningen bij de eerste meting en uitval bij de vervolgmeting, nadat was gecorrigeerd voor demografische kenmerken. In de huidige studie is dat anders: mensen die in de 12 maanden vóór de eerste meting een psychische aandoening of stemmingsstoornis hadden, vielen vaker uit bij de tweede meting.
Na correctie voor deze selectieve uitval is de verdeling van demografische kenmerken bij de deelnemers aan de tweede meting bijna gelijk aan die van de Nederlandse bevolking ten tijde van de eerste meting.
Referenties
-
1.
Ten Have M, Tuithof M, van Dorsselaer S, Schouten F, Luik AI, de Graaf R. Prevalence and trends of common mental disorders from 2007-2009 to 2019-2022: results from the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Studies (NEMESIS), including comparison of prevalence rates before vs. during the COVID-19 pandemic. Vol. 22, World psychiatry : official journal of the World Psychiatric Association (WPA). 2023. p. 275–285.
-
2.
De Leeuw, E., Hox, J., & Luiten, A. International Nonresponse Trends across Countries and Years: An analysis of 36 years of Labour Force Survey data. Methods from the Field. 2018.
-
3.
de Graaf R, ten Have M, Tuithof M, van Dorsselaer S. First-incidence of
DSM-IV mood, anxiety and substance use disorders and its determinants: Results from the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2 [Internet]. Vol. 149, Journal of Affective Disorders. 2013. p. 100–107. Available from:
https://linkinghub.elsevier.com/retrieve/pii/S016503271300061X