Een alcoholstoornis wordt gekenmerkt door een patroon van problematisch alcoholgebruik. De stoornis valt onder de hoofdgroep middelenstoornissen. Hieronder staat voor verschillende demografische kenmerken beschreven hoe vaak een alcoholstoornis ooit in het leven en in de afgelopen 12 maanden vóórkomt. Hierbij worden de criteria van de DSM-5 aangehouden.
Snel naar:
Diagnostische criteria
Er is sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol (hierna: alcoholstoornis) als iemand een patroon van problematisch alcoholgebruik heeft. Dit blijkt dan uit twee of meer van de volgende elf kenmerken, die binnen een periode van een jaar optreden:
- Men drinkt vaak grotere hoeveelheden of langer dan men van plan was.
- Men wil beslist minderen of stoppen met drinken of heeft zonder succes geprobeerd dit te doen.
- Er wordt veel tijd gestoken in het verkrijgen van alcoholhoudende drank en in de consumptie ervan. Ook kan veel tijd nodig zijn om te herstellen van de effecten ervan.
- Hunkering, of een sterke wens of drang tot alcoholgebruik.
- De persoon gebruikt herhaaldelijk alcohol met als gevolg dat het niet meer lukt om in belangrijke mate te voldoen aan verplichtingen op het werk, school of thuis.
- De persoon blijft alcohol gebruiken hoewel dit een sociaal, beroepsmatig, psychisch of lichamelijk probleem in stand houdt.
- De persoon offert vanwege het drinken sociale en beroepsmatige activiteiten en besteding van vrije tijd op.
- Men drinkt herhaaldelijk in situaties waarin dit fysiek gevaarlijk is (bijvoorbeeld autorijden onder invloed).
- Iemand gaat door met drinken al kent men de nadelen daarvan voor het functioneren of de gezondheid.
- Iemand heeft een sterke gewenning of tolerantie. Drinken van dezelfde hoeveelheid heeft minder effect dan eerder. Of: de persoon moet meer drinken om dronken te worden of een ander gewenst effect te bereiken.
- Bij stopzetting of onderbreking van drinken is er sprake van ontwenningsverschijnselen, ook wel onthoudingsverschijnselen genoemd, zoals een kater. Het drinken heeft vaak tot doel om onthoudingsverschijnselen te verlichten of te voorkómen.
De DSM-5 maakt een onderscheid in een milde (2-3 symptomen), matige (4-5 symptomen) en ernstige (6 of meer symptomen) alcoholstoornis.
Vóórkomen
De tabellen in deze paragraaf geven het vóórkomen van een alcoholstoornis ooit in het leven en in de afgelopen 12 maanden weer. Hierbij kijken we voor de totale bevolking en voor mannen en vrouwen apart naar het vóórkomen bij verschillende demografische groepen. De tabel geeft de resultaten weer in gewogen percentages en laat zien of er tussen de categorieën van de demografische groepen sprake van significante verschillen zijn (chi-kwadraat toets). Het is mogelijk om de tabel te downloaden om naast de percentages ook het 95% betrouwbaarheidsinterval in te zien. Dit kan met de knop rechtsbovenin de tabel, en te kiezen voor ‘download volledige tabel (xlsx)’.
Van de mensen met een alcoholstoornis ooit in het leven, heeft 63% een milde, 24% een matige en 13% een ernstige alcoholstoornis gehad.
Meer lezen?
Het Expertisecentrum Alcohol (EA) deelt wetenschappelijke kennis over alcohol en alcoholpreventie en stimuleert de toepassing daarvan.