Incidentie van psychische aandoeningen

Demografische kenmerken

Deze pagina beschrijft in welke mate bepaalde demografische groepen meer of minder vaak een incidente aandoening hebben. Er is ook gekeken naar verandering in demografische kenmerken, zoals het verlies van betaald werk. Verschillen tussen de groepen die in de tekst worden genoemd, zijn significant, tenzij anders vermeld.

Demografische kenmerken

Hieronder is te zien of demografische kenmerken samen gaan met een hogere of lagere incidentie van een psychische aandoening. De demografische kenmerken zijn vastgesteld op de eerste meting en de incidentie tussen de eerste en de tweede meting. Er is gekeken naar geslacht, leeftijd, opleiding, woonsituatie, werksituatie, huishoudinkomen en stedelijkheid.

Geslacht
Vrouwen krijgen vaker een incidente psychische aandoening dan mannen. In een periode van bijna drie jaar ontwikkelt 14% van de vrouwen voor het eerst enige psychische aandoening, tegenover 9% van de mannen (zie figuur). Vrouwen krijgen vaker voor het eerst een stemmings- en angststoornis. Mannen krijgen juist vaker voor het eerst een middelenstoornis.

Leeftijd
Met het stijgen van de leeftijd, neemt de kans op een incidente psychische aandoening af. Jongvolwassenen krijgen vaker voor het eerst enige psychische aandoening dan ouderen. Dit beeld zien we ook duidelijk terug bij alle hoofdgroepen (zie figuur).

Opleiding
Volwassenen met basisonderwijs, lbo, mavo of vmbo als hoogst afgeronde opleiding krijgen vaker een incidente psychische aandoening dan volwassenen met een ander opleidingsniveau. Het verschil is vrij klein, maar wel significant. Zij hebben vooral vaker een incidente angst- en incidente middelenstoornis. Een incidente stemmingsstoornis komt in alle opleidingsgroepen ongeveer even vaak voor.

Woonsituatie
Volwassenen die zonder partner wonen lijken vaker een incidente psychische aandoening te hebben dan volwassenen die samenwonen met een partner (15% versus 9%). Dit verschil is echter niet significant. Als we kijken naar de afzonderlijke hoofdgroepen, zien we een vergelijkbaar beeld. Alleen bij een middelenstoornis is het verschil wel significant: een incidente middelenstoornis komt dus vaker voor bij volwassenen die zonder partner wonen dan bij volwassenen die met een partner wonen.

Werksituatie
Volwassenen zonder betaald werk (werkloos of arbeidsongeschikt) hebben ongeveer even vaak een incidente psychische aandoening dan volwassenen met betaald werk (10% versus 11%). Ze lijken minder vaak een incidente stemmingsstoornis te hebben dan mensen met betaald werk, maar dit verschil is niet significant. Volwassenen zonder betaald werk hebben wel significant vaker een incidente angst- en middelenstoornis dan volwassenen met betaald werk.

Huishoudinkomen
De verschillende inkomensgroepen hebben ongeveer even vaak een incidente psychische aandoening. Dit geldt ook voor de drie hoofdgroepen van psychische aandoeningen.

Stedelijkheid
Volwassenen die in (zeer) stedelijke gebieden wonen hebben vaker een incidente psychische aandoening dan volwassenen woonachtig in minder stedelijke gebieden. Dit beeld is ook zichtbaar bij stemmingsstoornissen. Bij angst- en middelenstoornissen is er geen duidelijke samenhang met de mate van stedelijkheid van de woonplaats.

De tabel laat de incidentie zien voor enige psychische aandoening en de afzonderlijke hoofdgroepen naar demografische kenmerken. De incidentie wordt apart weergegeven voor vrouwen en mannen. De tabel geeft de resultaten weer in gewogen percentages en laat zien of er tussen de categorieën van de demografische groepen sprake is van significante verschillen (chi-kwadraat toets). Met de knop in de rechter bovenhoek kan de tabel met 95% betrouwbaarheidsintervallen worden gedownload.

Verandering in demografische kenmerken

Er is gekeken of een verandering in demografie tussen de eerste en tweede meting gerelateerd is aan de incidentie van een psychische aandoening in diezelfde periode. Omdat beide ontwikkelingen in dezelfde periode plaatsvonden, is niet duidelijk welke ontwikkeling de eerste was. Hierbij is steeds gekeken naar de verandering in één richting: het niet langer hebben van een partner, het verliezen van werk, een flinke daling in het huishoudinkomen en een verhuizing.

Behoud van partner
Volwassenen die bij de eerste meting samenwoonden met een partner, maar bij de tweede meting niet meer, krijgen vaker een incidente psychische aandoening dan volwassenen die op beide metingen met een partner samenwonen (19% versus 9%). Dit verschil zien we ook terug bij stemmings- en middelenstoornis. Voor incidente angststoornissen is er geen duidelijk verband met het niet meer samenwonen met een partner.

Behoud van werk
Gekeken naar volwassenen die bij de eerste meting betaald werk hadden, zien we dat volwassenen die op de tweede meting geen betaald werk meer hebben, vaker een incidente psychische aandoening hebben dan volwassenen die op beide metingen betaald werk hebben (17% versus 11%). Een vergelijkbaar verschil zien we bij alle drie de hoofdgroepen van aandoeningen.

Daling huishoudinkomen
Volwassenen die te maken hebben gehad met een sterke daling van het huishoudinkomen, hebben vaker een incidente psychische aandoening dan volwassenen die dit niet hebben ervaren. Dit geldt ook voor twee van de drie hoofdgroepen. Een sterke daling van het huishoudinkomen ging niet samen met een grotere kans op een incidente middelenstoornis.

Verhuizing
Volwassenen die verhuisd zijn, hebben ongeveer even vaak een incidente psychische aandoening als volwassenen die niet verhuisd zijn. Dit geldt ook voor alle hoofdgroepen van psychische aandoeningen.

De tabel laat de incidentie zien voor enige psychische aandoening en de afzonderlijke hoofdgroepen naar demografische kenmerken. Met de knop in de rechter bovenhoek kan de tabel met Odds Ratios en 95% betrouwbaarheidsintervallen worden gedownload.

Leeswijzer tabel
Van de vrouwen heeft 13,6% voor het eerst enige psychische aandoening gekregen, van de mannen is dit 8,8%. Na downloaden van de tabel is te zien dat dit verschil significant is na correctie voor tijd tussen de metingen en leeftijd (OR=1,56).

Aanvullende informatie

Hoe te verwijzen

    NEMESIS. Incidentie van psychische aandoeningen. Demografische kenmerken.
    . Geraadpleegd op: 18 november 2025. Trimbos-instituut, Utrecht