- In 2007-2009 had 17% van de volwassen bevolking (18-64-jarigen) een DSM-IV psychische aandoening in de afgelopen 12 maanden. In 2019-2022 was dit toegenomen naar 26%. De toename in psychische aandoeningen blijft zichtbaar als we rekening houden met veranderingen in demografische kenmerken in de bevolking over de tijd (zie ook Trends).
- Als we naar de hoofdgroepen kijken zien we dat stemmings- en angststoornissen vaker vóórkomen in 2019-2022 dan in 2007-2009, maar middelenstoornissen niet (zie ook Trends).
- Deze toename over de tijd komt niet door de coronapandemie (zie ook Corona). Dat blijkt ook omdat de toename al zichtbaar was bij de vervolgmetingen van NEMESIS-2 (zie ook Eerdere trends).
- De toename in psychische aandoeningen was groter voor: 18-34-jarigen vergeleken met 35-plussers, studenten vergeleken met werkenden, en mensen wonend in de stad vergeleken met mensen wonend op het platteland. Gepensioneerden (vergeleken met werkenden) waren de enige groep die een daling in het vóórkomen van een psychische aandoening lieten zien (zie ook Trends naar demografie).
Trends tussen 2007-2009 (NEMESIS-2) en 2019-2022 (NEMESIS-3) zijn onderzocht met gewogen data van de eerste metingen van beide studies. Om te zorgen dat de cijfers van beide studies vergelijkbaar zijn, worden DSM-IV aandoeningen in de afgelopen 12 maanden bij volwassenen van 18-64 jaar in beide studies met elkaar vergeleken. Hiervoor is gekeken naar enige psychische aandoening, de hoofdgroepen en naar de specifieke aandoeningen. Deze resultaten van de eerste meting van NEMESIS-2 en NEMESIS-3 staan ook beschreven in een internationaal wetenschappelijk paper.