Deze pagina geeft weer hoe vaak psychische aandoeningen ooit in het leven en in de afgelopen 12 maanden vóórkomen (de prevalentie). We bekijken de prevalentie over het hele leven (ook wel lifetime prevalentie genoemd) en in de afgelopen 12 maanden (12-maands prevalentie). Er zijn ook cijfers over de prevalentie van alle psychische aandoeningen uitgesplitst naar mannen en vrouwen met de bijpassende betrouwbaarheidsintervallen.
Ooit in het leven
Bijna de helft van de volwassen Nederlanders (48%) heeft ooit in het leven een psychische aandoening gehad (zie figuur). Als we kijken naar de hoofdgroepen van psychische aandoeningen, zien we dat ruim een kwart van de volwassenen een stemmings- of angststoornis heeft gehad (respectievelijk 28% en 29%). Eén op de zes volwassenen heeft ooit in het leven een middelenstoornis gehad (17%). ADHD in de kindertijd komt voor bij 3,6% van de volwassenen. Van de specifieke aandoeningen komen depressieve stoornis (25%), sociale fobie (13%), specifieke fobie (12%) en alcoholstoornis (13%) het vaakst voor. Van alle volwassenen heeft 22% één aandoening tijdens hun leven gehad, 12% heeft er twee en 15% heeft er drie of meer gehad.
In de afgelopen 12 maanden
Eén op de vier volwassen Nederlanders (26%) heeft in de 12 maanden voor het interview een psychische aandoening gehad (zie figuur). Dit betekent dat van de volwassenen met een psychische aandoening ooit in het leven, meer dan de helft (54%) óók een aandoening in de afgelopen 12 maanden heeft gehad.
Angststoornis is de meest voorkomende hoofdgroep van 12-maands aandoeningen (15%), gevolgd door stemmingsstoornis (10%), middelenstoornis (7%) en ADHD (3,2%). ADHD op volwassen leeftijd is nog steeds aanwezig bij de overgrote meerderheid van de mensen met ADHD in de kindertijd (89%).
Van de specifieke aandoeningen komen de depressieve stoornis (9%), specifieke fobie (8%), sociale fobie (6%) en alcoholstoornis (5%) het vaakste voor.
Van alle volwassenen heeft 15% één aandoening in de afgelopen 12 maanden gehad, 6% heeft er twee en 5% heeft er drie of meer gehad (zie meer cijfers hieronder). Dit wijst erop dat comorbiditeit gevonden wordt bij ruim twee op de vijf (42%) volwassenen met een psychische aandoening in de afgelopen 12 maanden.
Aantallen Nederlanders met een 12-maands aandoening
Er is gekeken naar het aantal volwassen Nederlanders (18-75 jaar) dat in de afgelopen 12 maanden een psychische aandoening heeft gehad. Dit is berekend voor elke specifieke aandoening.
Bijna 3,3 miljoen volwassen Nederlanders van 18 t/m 75 jaar hebben een psychische aandoening in de afgelopen 12 maanden gehad (zie tabel).
Een stemmingsstoornis komt voor bij 1.240.000 volwassenen, een angststoornis bij 1.925.000 volwassenen, een middelenstoornis bij 903.000 volwassenen, en ADHD bij 405.000 volwassenen.
De aantallen van de specifieke aandoeningen zijn terug te vinden in de tabel. Bij deze tabel gaan we uit van de prevalentiecijfers in de afgelopen 12 maanden en dat per 1 januari 2020 12.624.000 personen van 18-75 jaar in Nederland woonden (CBS, 2020).
Psychische aandoeningen en de coronapandemie
Tijdens het veldwerk van de eerste meting van NEMESIS-3 brak de coronapandemie uit. Een deel van de respondenten heeft voor de uitbraak van corona deelgenomen aan de studie en een deel tijdens (zie ook Uitvoering veldwerk en kenmerken interviews). Door deze twee groepen deelnemers met elkaar te vergelijken kan gekeken worden of de prevalentie van psychische aandoeningen vóór de coronapandemie verschilt van de prevalentie tijdens de pandemie. 1
Van de respondenten die geïnterviewd zijn voordat de coronapandemie uitbrak had 27% een DSM-5 psychische aandoening in de afgelopen 12 maanden (zie figuur). Dit was ongeveer evenveel bij de respondenten die tijdens de coronapandemie geïnterviewd zijn, namelijk 26%. Ook als rekening wordt gehouden met verschillen in demografische kenmerken van de deelnemers die in deze twee perioden zijn geïnterviewd, zijn er geen verschillen in problematiek zichtbaar.
Bij een deel van de deelnemers die vanaf september 2020 zijn geïnterviewd had deze periode betrekking op een periode van zowel vóór als tijdens de coronapandemie. Om ervoor te zorgen dat de periode bij deze deelnemers alleen betrekking had op de coronapandemie is ook gekeken naar de prevalentie van psychische aandoeningen in de afgelopen 6 maanden. Vóórdat de coronapandemie uitbrak had 22% van de volwassenen een DSM-5 psychische aandoening in de afgelopen 6 maanden (zie figuur). Dit was iets lager bij de respondenten die tijdens de coronapandemie zijn geïnterviewd, namelijk 20%. Dit verschil was alleen significant als ook gecorrigeerd wordt voor verschillen in demografische kenmerken van de deelnemers die in deze twee perioden zijn geïnterviewd.
Voor wat betreft de verschillende hoofdgroepen van aandoeningen in de afgelopen 6 maanden werd alleen voor middelenstoornis een lagere prevalentie tijdens de pandemie gevonden. Dit was alleen significant als gekeken werd naar de afgelopen 6 maanden. Er waren geen verschillen in de prevalentie van een stemmings- of angststoornis (zowel 12- als 6-maands) tussen de deelnemers die vóór en tijdens de coronapandemie zijn geïnterviewd.
De resultaten van de logistische regressieanalyses waar deze significanties op gebaseerd zijn kun je bij meer cijfers over vinden.
Conclusie
Met de NEMESIS-studie vonden we geen verschil in de prevalentie van psychische aandoeningen in de afgelopen 12 maanden bij volwassen Nederlanders die vóór en tijdens de coronapandemie zijn geïnterviewd. Wel was de prevalentie van psychische aandoeningen in de afgelopen 6 maanden, en in het bijzonder van een middelenstoornis, iets lager bij degenen die tijdens de pandemie waren geïnterviewd. Verreweg de meeste volwassen Nederlanders met een middelenstoornis hebben een (milde) alcoholstoornis. Wellicht is de lagere prevalentie van een alcoholstoornis bij volwassenen tijdens de pandemie het gevolg van de sociale beperkingen die er toen golden, zoals het sluiten van de horeca en de invoering van de avondklok. Dit heeft de mogelijkheid om samen met anderen alcohol te drinken (in bars en restaurants, maar ook thuis of bij vrienden) verminderd en daarmee mogelijk ook de gevolgen van alcoholgebruik. Dat de pandemie niet heeft geresulteerd in een toename van psychische aandoeningen in de bevolking is in lijn met een recente en omvangrijke wereldwijde overzichtsstudie naar het effect van corona-op de psychische gezondheid van mensen1. Deze overzichtsstudie liet zien dat de pandemie wel resulteerde in een tijdelijke toename van gevoelens van somberheid of angst, maar niet in diagnoses van psychische aandoeningen.
Referenties
- 1.Penninx BWJH, Benros ME, Klein RS, Vinkers CH. How COVID-19 shaped mental health: from infection to pandemic effects [Internet]. Nature Medicine. 2022. Available from: https://www.nature.com/articles/s41591-022-02028-2