Effect coronapandemie

Psychische aandoeningen vóór en tijdens corona

Tijdens het veldwerk van de eerste meting van NEMESIS-3 brak de coronapandemie uit. Een deel van de respondenten heeft voor de uitbraak van corona deelgenomen aan de studie en een deel tijdens. Hierdoor kan gekeken worden of het vóórkomen van psychische aandoeningen vóór en tijdens de coronapandemie verschilt. ​1​

Het veldwerk van de eerste meting van NEMESIS-3 startte eind 2019. In maart 2020 brak de coronapandemie uit en moest het veldwerk voor een half jaar stilgelegd worden (zie ook Methode). Op dat moment hadden al 1.576 deelnemers meegedaan aan de studie. In september 2020 – tijdens de coronapandemie – is het veldwerk van NEMESIS-3 weer opgestart en hebben tot en met maart 2022 nog eens 4.618 deelnemers aan de studie deelgenomen. Door deze twee groepen deelnemers met elkaar te vergelijken kan gekeken worden of het vóórkomen van psychische aandoeningen vóór de coronapandemie verschilt van tijdens de pandemie. We bekijken dit voor psychische aandoeningen in de afgelopen 12 maanden en in de afgelopen 6 maanden. Dat laatste is met name relevant omdat het vóórkomen van een psychische aandoening voor de groep deelnemers tijdens corona dan alléén betrekking heeft op de coronaperiode.

In de afgelopen 12 maanden

Van de respondenten die geïnterviewd zijn voordat de coronapandemie uitbrak had 27% een DSM-5 psychische aandoening in de afgelopen 12 maanden (zie figuur). Dit was ongeveer evenveel bij de respondenten die tijdens de coronapandemie geïnterviewd zijn, namelijk 26%. Ook als rekening wordt gehouden met verschillen in demografische kenmerken van de deelnemers die in deze twee perioden zijn geïnterviewd, zijn er geen verschillen in problematiek zichtbaar.

Het vóórkomen van stemmings- en angststoornissen en ADHD bij respondenten die vóór en tijdens de coronapandemie zijn geïnterviewd, was gelijk. Wel was het vóórkomen van een middelenstoornis bij de respondenten die tijdens de pandemie zijn geïnterviewd iets lager dan bij degenen die vóór de pandemie zijn geïnterviewd. Dit verschil was echter klein en net niet significant (p=0,055). De resultaten van de logistische regressie-analyses waar deze significanties op gebaseerd zijn, staan in de bijlagetabel.

In de afgelopen 6 maanden

In de vorige analyses keken we naar het vóórkomen van psychische aandoeningen in de afgelopen 12 maanden. Bij een deel van de deelnemers die vanaf september 2020 zijn geïnterviewd had deze periode echter betrekking op een periode van zowel vóór als tijdens de coronapandemie. Daarom zijn de deelnemers die voor en tijdens corona aan de studie hebben meegedaan ook vergeleken op het hebben van een psychische aandoening in de 6 maanden voor het interview. Voor degenen die tijdens corona hebben meegedaan was het zodoende zeker dat de psychsiche aandoeningen tijdens de pandemie hebben plaatsgevonden.

Vóórdat de coronapandemie uitbrak had 22% van de volwassenen een DSM-5 psychische aandoening in de afgelopen 6 maanden. Bij de respondenten die tijdens de coronapandemie zijn geïnterviewd was dit iets lager, namelijk 20%. Dit verschil was alleen significant als ook gecorrigeerd wordt voor verschillen in demografische kenmerken van de deelnemers die in deze twee perioden zijn geïnterviewd. De resultaten van de logistische regressie-analyses waar deze significanties op gebaseerd zijn staan in de tabellenbijlage.

Voor wat betreft de verschillende hoofdgroepen van aandoeningen in de afgelopen 6 maanden werd alleen voor een middelenstoornis een lagere prevalentie tijdens de pandemie gevonden. Er waren geen verschillen in het vóórkomen van een stemmings- of angststoornis in de afgelopen 6 maanden tussen de deelnemers die vóór en tijdens de coronapandemie zijn geïnterviewd.

Conclusie

Met de NEMESIS-studie vonden we geen verschil in het vóórkomen van psychische aandoeningen in de afgelopen 12 maanden bij volwassen Nederlanders die vóór en tijdens de coronapandemie zijn geïnterviewd. Wel was het vóórkomen van psychische aandoeningen in de afgelopen 6 maanden, en in het bijzonder van een middelenstoornis, iets lager bij degenen die tijdens de pandemie waren geïnterviewd. Verreweg de meeste volwassen Nederlanders met een middelenstoornis hebben een (milde) alcoholstoornis. Wellicht is het lagere vóórkomen van een alcoholstoornis bij volwassenen tijdens de pandemie het gevolg van de sociale beperkingen die er toen golden, zoals het sluiten van de horeca en de invoering van de avondklok. Dit heeft de mogelijkheid om samen met anderen alcohol te drinken (in bars en restaurants, maar ook thuis of bij vrienden) verminderd en daarmee mogelijk ook de gevolgen van alcoholgebruik.

Dat de pandemie niet heeft geresulteerd in een toename van psychische aandoeningen in de bevolking is in lijn met een recente en omvangrijke wereldwijde overzichtsstudie naar het effect van corona op de psychische gezondheid van mensen​2​. Deze overzichtsstudie liet zien dat de pandemie wel resulteerde in een tijdelijke toename van gevoelens van somberheid of angst, maar niet in diagnoses van psychische aandoeningen.

Referenties

  1. 1.
    Ten Have M, Tuithof M, van Dorsselaer S, Schouten F, Luik AI, de Graaf R. Prevalence and trends of common mental disorders from 2007-2009 to 2019-2022: results from the Netherlands Mental Health Survey and Incidence Studies (NEMESIS), including comparison of prevalence rates before vs. during the COVID-19 pandemic. Vol. 22, World psychiatry : official journal of the World Psychiatric Association (WPA). 2023. p. 275–285.
  2. 2.
    Penninx BWJH, Benros ME, Klein RS, Vinkers CH. How COVID-19 shaped mental health: from infection to pandemic effects [Internet]. Nature Medicine. 2022. Available from: https://www.nature.com/articles/s41591-022-02028-2

Aanvullende informatie

Hoe te verwijzen

    ten Have, M., Tuithof, M., van Dorsselaer, S., Schouten, F., de Graaf, R. NEMESIS Effect coronapandemiePsychische aandoeningen vóór en tijdens corona .Geraadpleegd op: 15 november 2024.Trimbos-instituut, Utrecht