Deze pagina beschrijft hoe vaak volwassenen met een psychische aandoening daarna een andere nieuwe (incidente) aandoening ontwikkelen. Verschillen tussen de groepen die in de tekst worden genoemd zijn significant, tenzij anders vermeld.
Stemmingsstoornis
Volwassenen die op de eerste meting een stemmingsstoornis in de afgelopen 12-maanden hadden, hadden een grotere kans om tussen de eerste en tweede meting een incidente angst- en middelenstoornis te ontwikkelen dan volwassenen zonder stemmingsstoornis. Bijvoorbeeld: 27% van de mensen met een stemmingsstoornis ontwikkelde binnen drie jaar voor het eerst een angststoornis tegenover 6% van de mensen zonder stemmingsstoornis.
Angststoornis
Volwassenen die op de eerste meting een angststoornis in de afgelopen 12-maanden hadden, hadden een grotere kans op een incidente stemmingsstoornis dan volwassenen zonder angststoornis. Er was geen samenhang met het ontstaan van een middelenstoornis.
Middelenstoornis
Volwassenen die op de eerste meting een middelenstoornis in de afgelopen 12-maanden hadden, hadden een grotere kans op een incidente angststoornis dan volwassenen zonder middelenstoornis. Er was geen samenhang met het ontstaan van een stemmingsstoornis.
